Overzicht

Meerwaarde van de gekoppelde glucosemeter nog goeddeels onbenut

  • 11 augustus 2020
  • partnernieuws
Beeld:

Labwaarden meten in de huisartspraktijk wordt dankzij de ontwikkelingen in Point of Care Testing (POCT) steeds gangbaarder. Wel is in glucosemeters nog een belangrijke slag te maken, want veel huisartspraktijken houden nog vast aan de consumentenmeters die hiervoor op de markt zijn. De overstap naar professionele gekoppelde meters biedt enorme voordelen.

POCT zal zich steeds verder ontwikkelen in de eerste lijn. Het klinisch chemisch laboratorium van Maasziekenhuis Pantein in Beugen sorteerde hierop voor door via een pilot in achttien huisartspraktijken een POCT meter voor CRP, glucose en urine te plaatsen. Een zorgvuldig doorlopen traject, zo maakt Aldy Kuypers (klinisch chemicus en hoofd van het laboratorium) duidelijk: "We deden dit praktijk voor praktijk, want het kost tijd om de apparatuur in te richten in de huisartspraktijken, om de gebruikers te scholen en om de koppeling met het laboratorium tot stand te brengen. Iedere keer als een huisartspraktijk was geïmplementeerd, kon de volgende starten." Na de pilot van twee maanden mocht de huisartsenpraktijk kiezen welke meters ze wilden behouden. Het bleek een aanpak die heel veel heeft opgeleverd, vertelt haar collega Lisette Ouwendijk, vakspecialist klinische chemie met aandachtsgebied POCT: "Doordat de huisarts snel de beschikking heeft over de juiste uitslag, kan hij handelen als de patiënt nog in de spreekkamer is."

Achterblijvende belangstelling

Uit de pilot bleek dat de interesse voor de CPR-meters een succes was. In de urinestripmeters had veertig procent van de praktijken interesse, maar de interesse in de glucosemeter bleef ver achter. En dat is teleurstellend, vinden beiden. "De toegevoegde waarde van een professionele, gekoppelde glucosemeter is heel groot, maar die blijft nu dus goeddeels onbenut", zegt Kuypers. "Ons vermoeden is dat dit komt omdat hiervoor een alternatief bestaat in de vorm van een makkelijk te verkrijgen consumentenmeter, met een eenvoudige bediening. Veel huisartspraktijken gebruiken die nog, en blijken moeilijk te bewegen om de stap te maken naar een professioneler alternatief. Terwijl het juist zo goed zou zijn als ze dit wel deden, want we streven ernaar om patiënten in de huisartspraktijk dezelfde kwaliteit zorg te bieden als in het ziekenhuis aanwezig is."

Dat kan ook heel goed, want het alternatief is gewoon voorhanden. "Feitelijk zijn er twee alternatieven", verduidelijkt Ouwendijk, "een niet-gekoppelde en een gekoppelde professionele glucosemeter. Beide bieden een even goede meetkwaliteit, maar wij willen dat de gekoppelde meter de gouden standaard is en dat is niet voor niets. Het grote voordeel ervan is dat de meting die de huisarts doet, direct wordt opgeslagen in het patiëntdossier in zijn HIS én in het datasysteem van het laboratorium wordt opgenomen. Dit voorkomt dat de data handmatig in beide systemen moet worden ingevoerd, wat bij de ongekoppelde variant wel nodig is. Digitale koppeling is efficiënter, voorkomt overschrijffouten en betekent dat de internist en diabetesverpleegkundige ook altijd de beschikking kunnen hebben over de actuele informatie van de patiënt."

Herleidbare informatie

Een voordeel van het gebruik van de gekoppelde meter betekent ook dat herleidbaar is wie de meting heeft verricht. "We kunnen zien of de ervaring van degene die dit doet nog up to date is en dus gericht kennisoverdracht aanbieden", zegt Kuypers. Maar dat is niet alles, vult Ouwendijk aan: "Het betekent ook dat we bij een recall van strips precies kunnen achterhalen in welke huisartspraktijk ze zijn gebruikt en of dit tot fouten in de meetresultaten heeft geleid."

Een en al voordelen dus. Waarom gebruiken huisartspraktijken dan toch nog consumentenmeters? "Ze zijn eenvoudig te verkrijgen en ze zijn makkelijk in gebruik", zegt Ouwendijk. "Gekoppeld werken betekent dat de gebruiker zichzelf moet scannen, plus de glucosestrip en de patiëntinformatie. Dat zijn drie extra handelingen. En ze hebben het allemaal druk, de huisartsen en de huisartsassistenten, ze moeten steeds meer doen in dezelfde tijd."

Het is de geschiedenis die zich herhaalt, stelt Kuypers. "De kwaliteitsslag die we nu in de huisartspraktijken willen maken, is dezelfde die we vijftien jaar geleden in het ziekenhuis hebben moeten maken toen we daar overstapten naar gekoppelde glucosemeters. Daar lukte het echter binnen een jaar, omdat voor alle gebruikers duidelijk was dat de overstap niet vrijblijvend was. Maar in het ziekenhuis staan alle glucosemeters onder de verantwoordelijkheid van de klinisch chemicus. Een andere meter kwam er gewoon niet meer in. Die rol hebben we in de huisartspraktijken natuurlijk niet."

Meerwaarde laten zien

Om in de huisartspraktijken de omslag te maken naar gekoppelde glucosemeters is het zaak continu de meerwaarde daarvan onder de aandacht te blijven brengen, stelt Ouwendijk. "Wat daarbij belangrijk is, is dat we de meters niet alleen leveren, maar ook de verantwoordelijkheid nemen voor de periodieke controle ervan. Een keer per maand bezoekt een analist van ons POCT team de huisartsenpraktijk", zegt ze. "We ontzorgen dus echt, we leveren ook de strips en de prikkers. En gaat een meter kapot, dan is altijd direct iemand van ons laboratorium beschikbaar om een oplossing te bieden. We bezoeken ook de praktijk om nieuwe assistenten te scholen."

De acceptatie zal dan ook gaandeweg wel tot stand komen, verwachten beiden. "Ons beleid is gebaseerd op de NHG-standaard, die ook uitgaat van gekoppelde meters", zegt Kuypers. "Die standaard is met inbreng van huisartsen en klinisch chemici geschreven. Er zijn dus beslist huisartsen die inzien dat een kwaliteitsslag moet worden gemaakt. Maar we kunnen ook de inbreng van de diabetesverpleegkundigen gebruiken. Zij zijn in steeds meer huisartspraktijken actief en kunnen daarom voor ons een sleutelfunctie vervullen. Vaak zijn zij vanuit het ziekenhuis al gewend om gekoppeld te werken. Wij trekken dus graag samen met ze op. Ook de praktijkaccreditatie - die in de huisartspraktijk een steeds belangrijkere rol gaat spelen - zal er waarschijnlijk voor zorgen dat er meer draagvlak komt."